De Heilige Grafkerk

Protestantse toeristen kunnen zich vaak moeilijk voorstellen dat het graf van Jezus zich in de Heilige Grafkerk in Jeruzalem bevond. Het zonlicht dringt de kerk nauwelijks binnen, er hangt een geur van wierook en de priesters houden zich bezig met rituelen die ze nooit eerder hebben gezien. Toch zeggen archeologen dat het zeer waarschijnlijk is dat zich hier het graf van Jezus bevond.

De plek Golgotha, of Kranion (schedel) in het Grieks, lag omstreeks 30 na Chr. net buiten de stadspoort van Jeruzalem. Iedereen die daar de stad binnenkwam of verliet kon zo goed zien welk vreselijk lot degenen wachtte die zich tegen de Romeinen verzetten.

Op een afstand van enkele tientallen meters lagen graven. Het moet daar geweest zijn waar Jozef van Arimatea het graf bezat waar Jezus werd begraven. Joden begroeven de doden buiten de stad. De graven waren uitgehouwen in een wand van een verlaten steengroeve.

Winterregens

De Jeruzalemse nieuwtestamenticus Jerome Murphy-O’Connor schrijft in zijn archeologische gids van het Heilige Land dat de door de wind aangevoerde aarde en zaadjes samen met de winterregens gezorgd hebben voor het groen dat de plek tot een hof maakte.

Het graf zelf had twee kamers: een voorportaal en een vertrek waar de lichamen neergelegd werden. Het graf werd afgesloten met een grote wentelsteen.

Keizer Hadrianus, die zich blijkbaar bewust was van het feit dat de eerste christenen de plek vereerden, besloot er in 135 na Chr. een tempel voor Venus, de godin van de liefde, te plaatsen. Het is niet zeker of het heidense bouwwerk er nog stond, toen koningin Helena, de moeder van keizer Constantijn, in 326 na Chr. Jeruzalem bezocht. Christenen in haar tijd identificeerden een van de graven in elk geval als het heilig graf.

Basiliek

Constantijn liet een rond gebouw rond het graf plaatsen en enkele tientallen meters verderop bouwde hij een basiliek. In het gebied ertussen in lag een tuin. Deze stond in de oudheid bekend als de Heilige Tuin. Daarin lag ook de rots van Golgotha. Later, in de tijd van de kruisvaarders, werden het graf en de plaats van de kruisiging onder één dak geplaatst – en dat is tot de dag van vandaag het geval.

De kerk is in de afgelopen eeuwen vaak verwoest of beschadigd door heersers die de christenen vijandig waren, door brand en aardbevingen. De kerk is nu donker en, gezien het belang, klein. Ze voldoet allerminst aan de architectonische schoonheidseisen van hedendaagse christenen. Maar de kerk, die Arabische christenen vaak Opstandingskerk noemen, is wel schatrijk aan historie.

Maar hoe zit het dan met het graf in de Graftuin? Dit graf werd aan het einde van de negentiende eeuw ontdekt in de buurt van een heuvel waarvan de Britse generaal Gordon dacht dat het Golgotha betrof. De manier waarop het graf in de Graftuin uitgehouwen is – twee kamers naast elkaar – is typerend voor de Eerste Tempelperiode (1006-586 voor Chr.).

Aardewerk

Op de Berg Sion is ook een graf uit deze tijd gevonden. In die grafkamer troffen archeologen een grote hoeveelheid aardewerk aan, dat met zekerheid uit de zevende eeuw voor Christrus dateert. De begraafgrotten in de Tweede Tempelperiode (536 voor Chr. – 70 na Chr.) daarentegen bestonden normaal gesproken uit twee kamers achter elkaar.

Bij de Graftuin is het echter veel gemakkelijker zich een voorstelling te maken van het verhaal van de opstanding. Geen wonder dat het bijwonen van de ochtenddienst in de Graftuin op paasmorgen, waarbij de opgaande zon een zacht licht op de rotswand van het graf werpt, voor velen een onvergetelijk hoogtepunt vormt van een reis naar Israël.

“Dicht bij de plaats waar Jezus gekruisigd was, lag een olijfgaard, en daar was een nieuw graf, waarin nog nooit iemand begraven was.” (Johannes 19:41, NBV).

Dit artikel verscheen ook in Israël Aktueel.

Beeld © Alfred Muller