De zorgen van pater Butros

BETHELEHEM – De Syrisch-orthodoxe kerk in Bethlehem kampt met het probleem van emigratie. Het hoofd van de kerk, pater Butros Nimeh, ziet echter ook lichtpuntjes.

Pater Butros Nimeh aarzelt geen moment als tijdens het gesprek de grootste uitdaging voor dit moment ter sprake komt. „Dat is de jongeren vasthouden. Vanwege de politieke en economische situatie trekken velen weg.”

In zijn kantoor naast de Syrisch-orthodoxe Mariakerk in Bethlehem vertelt hij dat er vandaag nog maar naar schatting 1200 Syrisch-orthodoxe christenen in Bethlehem over zijn. De uittocht duurt al vijftig jaar en het einde is nog niet in zicht. Christenen trekken om politieke en economische redenen naar Europa, de VS en Jordanië.

Nimeh zegt geen statistieken over de emigratie te hebben, maar anderen in zijn kerk zeggen dat er tussen de 2000 en 3000 Syrisch-orthodoxe christenen in Bethlehem hebben gewoond. Verder telt de gemeenschap in Jeruzalem nog 600 tot 700 zielen die in de Marcuskerk en het bijbehorend convent hun kerkelijk thuis hebben.

„Mensen verkopen hun huizen en winkels”, zegt de pater. „Het moeilijkste is om een baan te vinden. Jongeren hebben problemen om de hoge huurlasten op te brengen als ze trouwen. We proberen als kerk de mensen financieel te helpen zodat ze een opleiding kunnen volgen of medicijnen kunnen kopen. Maar we kunnen niet de rol van de regering overnemen.”

Volgens hem ondervinden de christenen geen problemen van de islam. Maar hij kan zich niet aan de indruk onttrekken dat moslims meer geld hebben om onroerend goed te kopen. „Dat is ook onze eigen fout: we kunnen vasthouden aan ons onroerend goed, maar we doen het niet. De mensen verliezen alles als ze vertrekken. Ze komen op een plek terecht die de hunne niet is.”

Turkije

De Syrisch-orthodoxe christenen vormen een hechte groep. Ze vertellen dat hun kerk in Antiochië is ontstaan, waar gelovigen voor het eerst christenen werden genoemd. De kerkleden zijn over vele landen verspreid, waaronder landen in Amerika en Europa.

Ook het nieuws over zijn kerkgenoten in Syrië baart de pater zorgen. In het door conflicten verscheurde land wonen verspreid ruim 200.000 Syrisch-orthodoxe christenen. Sommigen uit de Syrisch-orthodoxe gemeenschap in Israël hebben vrienden in Syrië. Ze horen dat hun geloofsgenoten het niet gemakkelijk hebben. Ze durven echter niet te vluchten, omdat president Bashar al-Assad heeft gezegd dat het niet zeker is of ze terug kunnen komen.

De grootvader van pater Nimeh trok in 1914 met zijn gezin van Turkije naar Bethlehem. Zijn familie was niet de enige die naar het Heilige Land trok. In de Eerste Wereldoorlog sloegen Turkse christenen massaal op de vlucht, om in Turkije de vervolgingen onder de moslims te ontlopen. Vandaag zijn alle Syrisch-orthodoxen in Bethlehem afstammelingen van deze vluchtelingen uit Turkije.

In een woning openden zij een kleine kerk. Een monnik kocht een stuk land niet ver van de Geboortekerk in Bethlehem om daar een kerk te kunnen bouwen. Ze bouwden er later een nieuwe kerk bovenop, die in 1941 werd geopend omdat het oude gebouw „te klein, te donker en ongezond” was. Tot op de dag van vandaag komen de Syrisch-orthodoxe christenen er bij elkaar.

In 2006 vroeg de bisschop van Jeruzalem Nimeh om hoofd te worden van deze kerk in Bethlehem, omdat zijn voorganger pater Yacub erg ziek was en zijn ambt niet langer uit kon voeren.

Oude taal

Ondanks de zorgen ziet de geestelijke ook lichtpuntjes. „We hebben een fijne gemeenschap hier en de deelname aan de mis is niet slecht. Er zijn ook andere manieren om deel te nemen aan de kerkelijke activiteiten. Bijvoorbeeld met de scoutinggroep of de Syrische club. We hebben een grote hal waar we elkaar ontmoeten of bruiloften vieren.”

De priester raakt enthousiast als hij begint te vertellen over de herleving van het Aramees. Het eerherstel van de oude taal van de Syrisch-orthodoxe christenen is te danken aan een eigen school, die tien jaar geleden in Bethlehem werd opgericht. De oudste kinderen zijn nu dertien. Elk jaar komt er een klas bij en de St. Ephraim School zal bestaan uit een basisschool en een middelbare school.

De scholieren leren naast andere vakken Aramees, Hebreeuws, Arabisch en Engels. Elke klas krijgt twee uur per week les in het Aramees en hijzelf is leraar. „Twee uur is het maximum dat mogelijk is. Het programma zit gewoon vol.”

„Over tien jaar hebben we mensen in de kerk die weer kunnen bidden en spreken in onze eigen taal. Dat zal hen in de gelegenheid stellen oude boeken te lezen. We hebben een schat aan oude boeken die vertaling en publicatie behoeven. Deze bevatten gegevens over de theologie, cultuur en geschiedenis van de kerk en de wereld eromheen. Daar zitten eeuwenoude manuscripten onder.”

Zie ook: de Syrisch-orthodoxe studenten op Het Bethlehem Bijbel College.