
Kleine gele papiertjes met de nummers 598 en 599 trekken wij uit het apparaat. Bij de anderen informeren we naar de nummers die nu aan de beurt zijn. Het blijkt dat er nog 150 wachtenden voor ons zijn.
Gelukkig hebben we snel zwarte plastic stoeltjes gevonden. Tussen de wachtenden door wurmen zich degenen die de doosjes met de gasmaskers al hebben ontvangen. Ze kijken tevreden, alsof ze erin geslaagd zijn een belangrijke buit te bemachtigen. Sommige wachtenden hebben nog oude gasmaskers bij zich, maar anderen, zoals wij, hebben die in 2007 al ingeleverd.
Achter de dranghekken staat een heer van een jaar of 65 die de nummers afroept. Op vertoon van de nummertjes laat hij telkens een stuk of vijf personen door. Hoewel hij erg zijn best doet goed met de menigte te communiceren, blijft hij moeilijk te verstaan. De reden is dat zo’n twintig meter verderop in dit winkelcentrum een evenement voor kleine kinderen wordt gehouden. Uit de luidsprekers schalt harde muziek waarop moeders met hun baby’s rondhuppelen.
Dit is de derde keer tijdens ons verblijf in Israël dat we achter gasmaskers aangaan. In de Golfoorlog van 1991 hebben we ze verschillende keren opgezet bij luchtalarm. Toen had de Iraakse president Saddam Hoessein gedreigd Israël met chemische wapens aan te vallen. Het bleef toen bij beschietingen met Scud-raketten die waren uitgerust met zware bommen.
Naast ons neemt een Amerikaanse dame plaats. Denkt zij dat er oorlog komt? Ze vertelt me dat ze gelooft dat er verschillende redenen zijn waarom de regering de maskers nu laat uitdelen: er bestaat een kans dat de mensen ze nodig hebben, ze moeten sowieso weer uitgedeeld worden omdat de oude al te lang in de huizen staan en er zijn PR redenen. Haar Israëlische man weigert er een op te halen, omdat hij dat niet nodig acht. “Als er echt gevaar dreigt, zouden er meer uitdeelpunten in Jeruzalem zijn”, zegt ze.
We zijn na ongeveer een uur al aan de beurt. Achter een tafel staan medewerkers van de posterijen, die de doosjes uitdelen. Een van de dames tikt onze identiteitsnummers in op een apparaat. Ze legt twee doosjes op tafel, waarop ze onze namen schrijft. Ze leest met een apparaat de nummers van de doosjes in. Klaar is kees! “Verboden te openen”, staat op de dozen. Ze mogen alleen worden geopend als de burgerbescherming daartoe het bevel geeft.
Als we het winkelcentrum hebben verlaten zien we opnieuw dat we niet de enigen zijn. Een blonde vrouw in een zwart hemdje heeft vijf dozen aan de schouders hangen. Het hele gezin is klaar voor alle scenario’s.
