Israëls minister van Defensie, Mosje Arens, gaf in 1991 toestemming een tegenaanval op Irak uit te oefenen. Dit na aanhoudende raketaanvallen op Israël uit Irak. Bovendien waren Israëliërs bang voor een aanval met chemische wapens.
De Amerikaanse minister van Defensie, Dick Cheney, drong aan op uitstel. Uit recent vrijgegeven documenten blijkt dat ook chef-staf Dan Shomron tegen een aanval op Irak was. Dat schreef The Jerusalem Post.
Het onderstaande artikel uit 1995 is gebaseerd op een gesprek dat ik in 1995 met Mosje Arens had en op zijn boek Broken Covenant.
Het artikel werd in 1995 in het Reformatorisch Dagblad gepubliceerd.
,,Een van de moeilijkste banen in de wereld”
Mosje Arens sliep diep toen om twee uur in de ochtend op vrijdag 18 januari 1991 in Israël de luchtalarmsirenes begonnen te gillen. Binnen twee minuten was hij aangekleed, gaf zijn vrouw, die met veel moeite het gasmasker opdeed, een zoen en scheurde weg over de verlaten straten in de richting van het ministerie van defensie in Tel Aviv, de rode stoplichten negerend. Toen hij op de Generaal Sadehstraat reed, hoorde hij aan beide kanten zware explosies en voelde hij de schokgolf. Arens begreep dat Israël in oorlog was en zijn zorg was nu onder meer de belofte waar te maken die hij het Israëlische volk in voorgaande weken had gedaan: Irak een klap uitdelen als het Israël aan zou vallen.

In juni 1990, twee maanden voordat Irak Koeweit binnenviel, kreeg Mosje Arens wat hij noemt ,,een van de moeilijkste banen in de wereld”, namelijk die van minister van defensie van Israël. Deze heeft tot taak de strijdkrachten voor te bereiden op een mogelijke aanval van sterkere machten, die het op Israëls bestaan gemunt hebben. Bovendien worden er vrijwel dagelijks gewelddadige aanslagen op soldaten en op burgers gepleegd. In een tijd van oorlog wordt die opdracht nog eens extra zwaar.
Van meet af bestond er bij Arens de vrees dat de Iraakse dictator zijn dreiging zou uitvoeren en Israël met gaswapens zou bestoken. ”s Avonds op 16 januari enkele uren voordat het offensief van de door de Verenigde Staten geleide coalitie van westerse en Arabische landen tegen Irak zou beginnen- belde de Amerikaanse minister van defensie, Dick Cheney, met de onplezierige mededeling dat de Irakezen een onbemande Mig-21 klaarmaakten om chemische bommen te vervoeren. ,,Hij beschouwde deze informatie als betrouwbaar”, schrijft Arens. ,,Er was niets dat ik nog kon doen. De gasmaskers waren uitgedeeld en onze luchtmacht stond gereed om elk vijandelijk vliegtuig te onderscheppen”.
Druk op de knop
Bij de eerste aanval was het voor de defensieminister van het grootste belang zo snel mogelijk het commando- en controlecentrum op zijn ministerie te bereiken. Al was Arens de baas van het defensiecomplex, het kostte hem enige moeite naar binnen te komen: de bewaker zat met zijn gasmasker op en had instructie de deur niet te openen om te voorkomen dat er gassen naar binnen zouden dringen. Het personeel in het centrum kreeg berichten uit het hele land van teams die met speciale apparatuur konden bepalen of er gifgassen werden gesignaleerd. Aanvankelijke berichten dat dit inderdaad zo was, konden snel worden gecorrigeerd.
Het ministerie was met een speciale veiligheidstelefoonlijn, de “Hammer Rick”, met Washington verbonden. Arens en zijn Amerikaanse ambtgenoot gebruikten deze lijn voor gesprekken en Washington gaf er berichten over door dat er raketten in aantocht waren. De Amerikanen hadden een geosynchrone satelliet boven het oorlogsgebied hangen, waarvan de infrarood-aftasters konden bepalen in welke richting de Iraakse Scud-raketten vlogen. Iemand in het ministerie van defensie in Tel Aviv drukte dan op de knop om de sirenes in heel Israël te laten loeien.
Om half vijf kreeg Arens een telefoontje van de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken, James Baker. Baker, die zijn best deed zo vriendelijk mogelijk te zijn, vertelde dat president George Bush woedend was over de Iraakse aanval op Israël, maar dat hij hoopte dat Israël zich zou beheersen om de coalitie niet in gevaar te brengen. Even later belde Cheney. Arens vertelde Cheney meteen waar het op stond: de Israëlische luchtmacht was al in actie om nieuwe aanvallen te voorkomen. Arens vroeg operationele samenwerking met het Centraal Commando van generaal Schwarzkopf in Saoedi-Arabië om de Israëlische aanval mogelijk te maken. De coördinatie was nodig om te voorkomen dat Israëlische en Amerikaanse vliegtuigen op elkaar zouden schieten.
Cheney: ,,Begrijp ik hieruit dat je van plan bent militaire actie tegen Irak te ondernemen?”
Arens: ,,Ja”.
De Israëlische aanval op Irak zou zich eerst concentreren op West-Irak, waar de lanceerinrichtingen stonden die tegen Israël gebruikt werden, maar daarna mogelijk ook op andere gedeelten, zo liet Arens nog weten. Cheney beloofde terug te zullen bellen.
Fotoverkenning
De volgende morgen hield het Israëlische kabinet en de top van het leger een vergadering in het ministerie van defensie om het plan van een vergeldingsaanval op Irak te bespreken. Het belangrijkste probleem was dat de Israëlische luchtmacht over te weinig inlichtingen beschikte. De havik-minister Ariel Sjaron (huisvesting) stelde voor Israëlische vliegtuigen op fotoverkenning naar Irak te zenden. Premier Sjamir keurde het plan voor aanvallen in het gebied van de Iraakse luchthavens H-2 en H-3 goed. Hij verbond er echter de voorwaarde aan dat de aanvallen gecoördineerd zouden worden met de Amerikanen. In de komende zes weken van de Golfoorlog zou Israël steeds van plan blijven Irak aan te vallen. De belangrijkste reden was dat het Israëlische ministerie van defensie voortdurend rekening hield met een gasaanval. Arens geloofde dat tegen het einde van de oorlog de kans daarop toenam, omdat Saddam Hoessein op deze wijze mogelijk een dramatische ommekeer wilde bewerken in de nederlaag die hem door de coalitie bezorgd werd.
Op 1 februari diende de legerleiding een gedetailleerd plan in, dat het doel had de Iraakse rakettencapaciteit tegen Israël volledig uit te schakelen. De eenheden die naar Irak gestuurd zouden worden hadden talloze keren geoefend. Brigadier-generaal Nehemia Tamari, die ook als commando in de Entebbe-reddingsoperatie had gediend, zou het bevel voeren over de operatie. Israël wilde ook grondtroepen inzetten in de gebieden waar de lanceerinstallaties voor de raketten stonden. Volgens Arens nam met elke dag de kans af dat de coalitie van de Amerikanen uiteen zou vallen bij de Israëlische aanval. Ook achtte hij de kans op een oorlog met Jordanië verminderd. Israël overwoog zijn vliegtuigen door het Jordaanse luchtruim te zenden.
Ongelovig
Op 10 februari bezocht Arens president Bush in het Witte Huis. Hij vertelde Bush over de schade die de Iraakse Scud-raketten in vooral Tel Aviv en Haifa hadden aangericht. Bush keek Arens ongelovig aan, toen deze zei dat van elke tien Scud-raketten die op Israël afgeschoten werden, er slechts twee door de Amerikaanse Patriot antiraket-raket werden onderschept. Na de oorlog twijfelde Arens eraan, of de Patriot überhaupt in staat is geweest de wapenkoppen op te blazen voordat ze de grond hadden geraakt. Het Patriot-systeem werkte niet goed, omdat de Scuds bij de terugkeer in de dampkring uit elkaar vielen en de Patriot de wapenkop niet kon onderscheiden van andere wrakstukken. Arens vroeg Bush om coördinatie. De Israëlische luchtmacht zou zich geen beperkingen veroorloven bij de luchtaanvallen op Irak, zoals de Amerikanen deden.
Arens kreeg geen toezegging voor coördinatie. In het Pentagon ontving hij echter wel een uitgebreide briefing over de ultramoderne systemen die het onder meer mogelijk zouden maken dat de aanvallende vliegtuigen onzichtbaar bleven op de radarschermen van de Iraakse militairen. De boodschap die Israël telkens weer kreeg was: maak je geen zorgen, wij schakelen de lanceerinstallaties uit en breng de coalitie niet in gevaar door je ermee te bemoeien.
Gedurende de Golfoorlog groeide het Israëlische vermoeden dat de Amerikanen niet in staat waren de Iraakse lanceerinstallaties plat te gooien. De belangrijkste reden van dit onvermogen was dat ze geen grondtroepen inzetten in het lanceergebied. Arens zegt nu dat de Amerikanen ,,het probleem van het opsporen van de lanceerinrichtingen totaal hebben onderschat”. Irak gebruikte tegen Israël de mobiele lanceerinrichtingen, die de Iraakse soldaten overdag in schuilplaatsen zetten.
Het was voor de Amerikanen onmogelijk deze te vinden. Uiteindelijk bleek dat de Amerikaanse piloten zelfs niet één mobiele lanceerinrichting hebben uitgeschakeld. Alleen de vaste lanceerinrichtingen werden geraakt, maar dat was voor Iraël niet belangrijk, omdat deze toch niet tegen Israël werden gebruikt. Het is dus geen wonder dat Israël gedurende de hele Golfoorlog 39 inslagen van de Scud-raketten moest incasseren.
Niet ongestraft
Op 27 februari liet premier Sjamir zich door Arens ervan overtuigen dat Israël niet langer kon wachten. Het risico van het uiteenvallen van de coalitie of van een oorlog met Jordanië achtte Arens uiterst klein geworden. Sjamir gaf het groene licht. Maar door het slechte weer kon die avond de verkenningsvlucht niet doorgaan. Daarna was de kans verkeken: de volgende ochtend om vier uur gaf president Bush het bevel tot een staakt-het-vuren.
Tot op vandaag toe betreurt Arens het dat Israël geen vergelding heeft uitgevoerd op Irak. Hij gelooft dat Israël de indruk in de Arabische wereld had moeten achterlaten dat het niet ongestraft aangevallen kan worden. Toch gelooft hij niet dat het imago van Israël als sterke militaire macht schade heeft opgelopen door de passiviteit.
Arens was in het bijzonder gefrustreerd over de Amerikaanse weigering inlichtingen te geven die voor Israël van groot belang waren en over het wantrouwen dat tussen de Israëlische regering en die van Bush/Baker bestond. De Amerikanen maakten de levensbedreigende situatie waar het Israëlische volk volgens hem in verkeerde nog moeilijker. Hij noemt de gespannen sfeer tussen beide landen, die was ontstaan doordat Bush de politiek van de Likoed-leider Sjamir afwees, in en na de Golfoorlog “een afwijking”. De pogingen van de regering-Bush zich in de interne politiek van Israël te mengen kende geen precedent.
De traditionele dialoog die er bestaat tussen de Amerikaanse president en Israëls premier werd vaak vervangen door consultaties achter de schermen met de leiders van de Arbeiderspartij. Toen de Arbeiderspartij van Jitschak Rabin in 1992 de verkiezingen won en de uitbreiding van nederzettingen op de Westoever en de Gazastrook stopzette, gaf Bush onmiddellijk de leengaranties die Israël nodig had voor de opvang van immigranten uit de vroegere Sovjet-Unie.
Als vanouds
Nu, onder de regering van Clinton/Christopher, zijn de relaties tussen beide landen weer als vanouds. Volgens Arens mag niet te snel gezegd worden dat dat aan de concessiebereidheid van Rabin te danken is. ,,Ik ben ervan overtuigd dat als Rabin geen concessies zou willen doen, dit de relaties tussen beide landen niet negatief zou beïnvloeden.” Beide landen hebben een lange traditie van vriendschap en ze hebben gemeenschappelijke waarden gemeen, zegt hij. Vrede en stabiliteit in het Midden-Oosten zijn in het belang van zowel Israël als de Verenigde Staten. Over de vraag hoe deze vrede bereikt moet worden bestaat verschil van mening. Deze verschillen worden normaliter echter onder de tafel gehouden en in de verborgen kanalen van de diplomatie besproken. Bush en Baker hadden echter een andere stijl: zij gaven er de voorkeur aan deze openbaar te maken.
Hoewel de relaties tussen beide landen weer hartelijk zijn, gelooft Arens niet dat Israël de stationering van Amerikaanse troepen op de Golan toe moet staan, maar dat Israël zelf op de hoogvlakte moet blijven. ,,De Golan is een heel klein gebied”, zegt de voormalige minister van defensie, ,,je kunt er in minder dan een half uur met de auto doorheen rijden. Ook al zou de Golan gedemilitariseerd zijn in het kader van een vredesregeling met Syrië, dan kan Hafez al-Assad er toch binnen een half uur zijn tanks in zetten. Syrië bevindt zich op de hoogte, wij zitten in de diepte. Wij kunnen dus niet hetzelfde doen. Wij moeten omhoog klimmen, zoals in de Zesdaagse Oorlog het geval was, en dat kost tijd en slachtoffers”.
Meedogenloze dictator
,,De Golan teruggeven aan de Syriërs zou het toppunt van dwaasheid zijn. Je moet niet vergeten waar Israël mee te maken heeft. Hafez al-Assad verschilt in wezen niet van Saddam Hoessein. Hij is een meedogenloze dictator, die terrorisme praktiseert en er niet voor terugdeinst geweld te gebruiken. Hij gelooft niet in de waarden die we in de westerse wereld hebben. Hij ligt er niet wakker van een oorlog te beginnen als hij denkt dat dat in zijn belang is. Wat heeft het dus voor zin hem een gebied te geven dat van groot strategisch belang is voor de staat Israël?”
Ook gelooft Arens dat de Israëlische controle over de Westoever van essentieel belang is. ,,Gedurende de Golfoorlog was ik er bang voor dat het Iraakse leger Jordanië zou binnentrekken. Ik bedacht toen dat als wij geen controle over Judea en Samaria zouden hebben, het Iraakse leger ook daarheen zou kunnen gaan. In dat geval zou het Iraakse leger aan de grenzen van de dichtbevolkte Israëlische gebieden staan. Dus wat voor regeling wij ook met de Palestijnen treffen en het is belangrijk dat die regeling er komt ik geloof dat wij de militaire controle over dat gebied moeten houden. Als wij teruggaan naar de grenzen van 1967, komt Israël in een precaire situatie terecht”.
Investeringen
Na de nederlaag van de Likoed bij de verkiezingen voor de Knesset in 1992 hield Arens de politiek voor gezien. Nu is de 69-jarige oud-minister vice-voorzitter van de raad van bestuur van Israel Corporation. Ltd., een van de grootste investeringsbedrijven. Hij gelooft niet dat hij terug zal keren in de politiek. ,,Achttien jaar is genoeg”, zegt hij.
Andere politici houden het langer vol. Hij vindt bijvoorbeeld de aanhoudende aanwezigheid van Sjimon Peres en Jitschak Rabin op het politieke toneel dwars door verkiezingsoverwinningen en nederlagen heen- typerend voor de parlementaire democratie in Israël. ,,Partijen kunnen weggestemd worden, maar de politici overleven door dik en dun. In de tijd van de verkiezingen staan ze altijd weer op de partijlijsten. Op deze manier is de Israëlische politieke arena stampvol “oudere staatslieden”, die een hoge leeftijd en een grote ervaring hebben bereikt. Gedurende dit proces zijn velen erg eigenzinnig geworden, en hebben ze alle overblijfselen van bescheidenheid verloren (een eigenschap die toch al weinig voorkomt onder politici), en allerlei antipathieën ontwikkeld tegen andere politici die ze tijdens dat proces hebben leren kennen en met wie ze jarenlang ruzie hebben gehad”.
