Palestijnse vluchtelingen verlieten huizen om verschillende redenen

Vroeger was het allemaal zo eenvoudig als het ging om de vraag hoe het probleem van de Palestijnse vluchtelingen was ontstaan. Israëlische onderzoekers hebben de traditionele visie hier en daar behoorlijk herzien.

De strijd begon na de beslissing van de Algemene Vergadering van de VN op 29 november 1947 om Palestina in een Joodse en een Arabische staat te verdelen. Gedurende vijftien maanden vochten Joodse strijdkrachten tegen Arabische ongeregelde troepen en na 15 mei 1948 met de legers van Egypte, Syrië, Irak en Jordanië. Na de oorlog was Israël echter groter dan het VN-verdelingsplan bepaalde.

Staatsburgers

Israëliërs dachten doorgaans dat de Arabische leiders de Arabische inwoners van Palestina in 1948 opriepen even aan de kant te gaan, zodat zij een einde konden maken aan de Joodse staat. Daarna zouden ze terugkeren. Zij die – door eigen schuld – gehoor gaven aan de oproep werden Palestijnse vluchtelingen. Zij die bleven de Arabische staatsburgers van Israël.

Palestijnen echter geloofden dat de Joodse milities hen de huizen uitdreven tijdens de „etnische zuivering van Palestina.” Wie niet weg wilde, kon worden gedood. Ze spreken van ”Nakba”, de catastrofe. De Nakbadag is op 15 mei. Dat is de dag na de dag in 1948 waarop David Ben Gurion de staat Israël uitriep.

Beide zienswijzen hebben nog steeds hun aanhangers, maar historici komen vandaag doorgaans met een realistisch beeld. Afwijkende beschrijvingen zijn er altijd geweest, maar de echte verandering van denken begon pas in de jaren tachtig van de vorige eeuw.

Archieven

Archieven gingen open en de Israëlische „nieuwe historici” kwamen met nieuwe publicaties over de gebeurtenissen in 1948. Professor Benny Morris van de Ben Gurion Universiteit toonde in zijn boek „The birth of the -Palestinian Refugee problem 1947-1948” en latere publicaties aan dat het niet mogelijk is één partij als de schuldige aan te wijzen.

Voor in het boek staat een kaart met de 369 Arabische dorpen en steden waaruit de bevolking vertrok. Ook staan er de redenen bij: sommige Arabieren werden weggedreven door Joodse strijdkrachten, anderen verlieten hun huizen op bevel van Arabische leiders, weer anderen verlieten hun huizen omdat ze bang waren voor een aanval. In sommige gevallen waren er verschillende oorzaken.

Ook publiceerde Morris een kaart van de Joodse dorpen die in 1948 en 1949 werden gesticht. Het ging om een ware gedaanteverandering van het landschap.

Commandanten

Oud-minister van Buitenlandse Zaken Shlomo Ben-Ami schreef in 2008 in Foreign Affairs Magazine op grond van Morris’ werk dat de Palestijnse vluchtelingen die zich in de Arabische landen bevonden, in 1948 niet waren weggedreven op instructie van het kabinet. Palestijnen werden veeleer verdreven op bevel van commandanten uit vrees voor militaire aanvallen. In enkele gevallen gaf David Ben Gurion persoonlijk er opdracht toe zonder dat het kabinet het wist.

De Knesset nam in 1950 een wet aan die bepaalde dat personen die na 29 november 1947 hun huizen verlieten, „afwezigen” zijn. De eigendommen van deze personen vielen in handen van de staat. In 1954 accepteerde de Knesset de „preventie van infiltratie”-wet, die moest voorkomen dat Palestijnse vluchtelingen zouden terugkeren.

De schatting is dat in 1948 700.000 tot 800.000 Arabieren uit hun huizen zijn gevlucht of verdreven. In de oorlog van 1967 volgden er nog 280.000 tot 350.000. Van deze laatste groep vluchtten er 120.000 tot 170.000 voor de tweede keer. De VN-organisatie die nog altijd de vluchtelingen in Jordanië, Libanon, Syrië, op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook opvangt, heet UNRWA (United Nations Relief and Works Agency). De UNRWA zegt dat het aantal vluchtelingen nu is uitgegroeid tot ongeveer 5 miljoen.

Beeld: United Nations Photo Archives.
search previous next tag category expand menu location phone mail time cart zoom edit close