In 1999 verrichtte de Israëlische Oudheidkundige Dienst opgravingen in het Kedrondal in Jeruzalem. Bij de opgraving vonden de archeologen een muur uit een vroeger klooster met decoraties. Een team van de oudheidkundige dienst heeft het 9 meter lange en 2,7 meter hoge fresco gerestaureerd. Het Israël Museum stelt het in juli tentoon in een galerij over de kruisvaarders.
In 1999 verrichtte de Israëlische Oudheidkundige Dienst opgravingen in het Kedrondal in Jeruzalem, op een plek dicht bij de Hof van Gethsémané. Onderzoekers troffen daarbij verschillende gebouwen aan die deel uitmaakten van de Abdij van Maria in de Vallei van Jehosafat. Het grootste deel van het klooster werd in 1187 door Saladin verwoest toen hij Jeruzalem veroverde op de kruisvaarders.
Bij de opgraving vonden de archeologen een muur met decoraties. Een team van de oudheidkundige dienst heeft het 9 meter lange en 2,7 meter hoge fresco gerestaureerd. Het Israel Museum stelt het eind volgende maand tentoon in een galerij over de kruisvaarders.
Volgens Jon Seligman, die als districtsarcheoloog leidinggaf aan de opgraving, betreft het een iconische afbeelding. Maria en Johannes de Doper vragen Jezus vergeving ter wille van de mensheid. Aan de onderzijde van het fresco is in het midden Jezus gedeeltelijk te zien, met Maria rechts van Hem en Johannes de Doper links. De twee figuren naast Maria en Johannes waren waarschijnlijk engelen.
Seligman zegt dat de muurschildering zich in de eetzaal in het klooster bevond. In het midden bevinden zich bloemfiguren met een Latijnse uitspraak van Augustinus waarmee hij waarschuwt voor roddel. De spreuk was blijkbaar bedoeld voor bezoekers. De benedictijnen die in het klooster woonden, onthielden zich van onnodige conversatie.
Volgens Jacques Nagar van de oudheidkundige dienst is het fresco het grootste dat in Israël gevonden is. De restauratie behoorde tot een van de meest gecompliceerde die in Israël ooit is uitgevoerd.
Het klooster stond onder bescherming van de Armeense kruisvaarderskoningin Melisende. Zij besteedde tijdens haar bewind in de 12e eeuw veel aandacht aan het voortbestaan van kerken en kloosters.