Nadat Jozua bij de wateren van Merom oorlog gevoerd had tegen een aantal koningen en hun leger, trok hij naar Hasor. Deze stad was destijds de machtigste van alle koninkrijken. Dat wil zeggen: de machtigste van de stadstaten in het rond, die elk hun eigen koning hadden.

Hasor was een belangrijke en grote stad in de tijd van Jozua. Een andere bijbeltekst waaruit het belang van de stad blijkt is Richteren 4:2. Daar wordt gesproken over koning Jabin van Kanaän, die in Hasor regeerde. De koning Jabin waarover we lezen in het boek Rechters kan een afstammeling zijn van Jabin uit het boek Jozua.

De overblijfselen van de stad, Tel Hasor, liggen vijftien kilometer ten noorden van het Meer van Galilea aan de oostelijke zijde van Opper-Galilea in een vruchtbaar gebied bij het riviertje Hasor. De tel is 80 hectare groot en bestaat uit een bovenstad en een lage stad. De bovenstad ligt 40 meter boven het beekje, dat in de Jordaan uitmondt.
Karavaanroute
Waarom ontstond hier zo’n grote stad? De plaats lag in een vruchtbaar gebied en aan een belangrijke handelsweg. Deze karavaanroute liep van On in Egypte naar Ur in het oosten. Belangrijke steden die aan de weg lagen waren Gaza, Megiddo, Hasor, Damascus, Mari, Accad en Babylon. De weg werd gebruikt om met caravans producten naar verre oorden te brengen en voor militaire campagnes, die grote verwoestingen achterlieten. De oude weg werd ook wel Via Maris genoemd. Dat betekent: de weg langs de zee.
De Kanaänieten bouwden de stad ongeveer vijfduizend jaar geleden. Dat wil zeggen: 1100 jaar voordat Abraham op het toneel verscheen en 1700 jaar voordat Jozua het land veroverde. Hasor wordt genoemd in de Egyptische vervloekingsteksten uit de negentiende eeuw v.Chr. en in de archieven van de stad Mari in Syrië uit de 18e eeuw v.Chr. Het was ook in de achttiende eeuw v.Chr. dat de stad zich enorm begon uit te breiden.

Toen de stad op het toppunt was van haar glorie, in ongeveer de vijftiende eeuw v.Chr., telde ze circa 20.000 inwoners. In de dertiende of veertiende eeuw v.Chr. werd de stad verwoest, mogelijk door Jozua. Sporen van de brand zijn nog te zien.
Watersysteem
In de tijd van de Richteren (1200 tot 1020 v.Chr.) woonden er maar weinig mensen in Hasor. Koning Salomo (961-930 v.Chr.) liet de stad herbouwen en versterken, zoals we kunnen lezen in 1 Koningen 9:15. Maar de stad bloeide pas echt op in de tijd van koning Achab (875-854 v.Chr.). Hij liet een citadel, opslagplaatsen en een watersysteem aanleggen.
De stad werd vervolgens verschillende keren verwoest door het Aramese en Assyrische leger, maar ze werd altijd weer herbouwd, totdat Tiglatpileser III zorgde voor de ondergang in 732 v.Chr. Zijn campagne wordt genoemd in 2 Koningen 15:29. In de zevende tot tweede eeuw v.Chr. was er nauwelijks bewoning.

In de jaren 1955-1958 en 1968 tot 1969 verrichtte de beroemde archeoloog Yigael Yadin opgravingen in de stad. Hij trof 21 archeologische lagen aan. In 1990 werd het onderzoek hervat onder leiding van professor Amnon Ben-Tor. Nog maar een klein gedeelte is opgegraven en wie weet komen de archeologen in de toekomst nog de archieven van de eens zo grote en machtige stad tegen.
Bijbeltekst:
“Op zijn terugtocht ging Jozua naar Hasor. Die stad was destijds de machtigste van al die koninkrijken en dus nam Jozua haar in en doodde hij de koning”. Jozua 11:10 (NBV).
Beeld boven: Afdaling naar de ondergrondse waterbron die koning Achab aanlegde. Tijdens belegering bleven de bewoners verzekerd van wateraanvoer.
Foto’s: © Alfred Muller