Waterstromen in het zuiden

De psalmist gebruikt in Psalm 126:4 krachtige symboliek door de terugkeer van het volk naar Sion te vergelijken met het lot van de waterstromen in het zuiden van Israël. De beken zijn in de droge en hete zomer vaak uitgedroogd. Maar als in de winter de regens vallen, is de verandering snel en hevig. De droge beddingen veranderen in kolkende massa’s die alles meesleuren wat op hun weg komt.

Geen wonder dat de Israëlische radio de mensen bij zware regenval waarschuwt voor het gevaar van verdrinking in de woestijn. De politie sluit soms zelfs wegen af. In het noordelijk gedeelte van de Negev rondom Berseba is de regenval nog aanzienlijk groter dan in het zuiden bij Eilat. In de zomer drogen de beken weer uit. Alleen de grillige wanden aan weerszijden van het dal en de kiezelstenen op de bodem herinneren eraan dat water hier eens met een razende vaart heeft doorgestroomd.

Wilde stromen 

De wilde stromen bevinden zich in de Negev, de woestijn in het zuiden van Israël. Het Hebreeuwse woord Negev, dat letterlijk ‘droog land’ betekent, wordt in de Statenvertaling vertaald met ‘Zuiden’ of ‘Zuiderland’, in het NBG met ‘Zuiderland’. De nieuwe Bijbelvertaling gebruikt in psalm 126 slechts het vage woord ‘woestijn’. De strekking is echter in alle drie vertalingen dezelfde. Het volk keerde terug naar Sion om God te aanbidden. Sommige Bijbelcommentatoren geloven dat de psalm slaat op de terugkeer uit de Babylonische ballingschap in 536 voor Chr. Maar de verlossing was blijkbaar nog niet compleet. De psalmist bidt dat het lot van het volk mag veranderen als dat van een beekbedding. Hij drukt daarmee het geloof uit dat God kan zorgen voor een drastische verandering in het lot van mensen.

De beek Afek in het Zuiderland. Foto: © Alfred Muller
De beek Afek in het Zuiderland. Foto: © Alfred Muller

Waarom worden de beken zo woest? De Negev kent immers weinig waterbronnen en de neerslag is gemiddeld slechts vijftien tot twintig centimeter per jaar. Professor Manashe Har-El noemt in zijn boek ‘Landschap, natuur en mensen in de Bijbel’ verschillende redenen hiervoor. De rivieren hebben in de Negev extreem grote toevoergebieden, namelijk 3600 vierkante kilometer. Het gebied heeft geen vegetatie die het regenwater vasthoudt. Het water zakt ook nauwelijks de bodem in, die bestaat uit kalkrotsen en löss. Het gevolg is dat het water geen andere uitweg heeft dan de dalen en ravijnen.

Dunbevolkt

Door de droogte en hitte bleef de Negev in de tijd van het Oude Testament in vergelijking met de rest van het land dunbevolkt. Vierentwintig kilometer ten zuiden van Berseba bevond zich de grens van de permanente nederzetting. In de vierde eeuw v.Chr. stichtten de Nabateërs echter langs de kruidenroute de plaats Avdat. Ze slaagden erin het weinige water op te vangen in de putten die ze hadden gemaakt. Dat water kon worden gebruikt om de beesten te drenken en gewassen te verbouwen.

Avdat. Foto: Alfred Muller
Avdat. Foto: Alfred Muller

De Nabateërs waren een Arabisch nomadenvolk dat de handelsroutes beheerste tussen de Rode Zee en de Middellandse Zee, en zich langzamerhand begon te vestigen. Later bekeerden zij zich tot het christendom. In de Negev bouwden zij bloeiende steden als Avdat. Avdat is vandaag een nationale park, waarin onder meer overblijfselen van oude kerken zijn te zien.

Bijbehorende bijbeltekst:

HEERE, breng een omkeer in onze gevangenschap, zoals waterstromen in het zuiden. (NSV )

Beeld boven: Bij de rivier de Besor in de Negev. © Alfred Muller
Dit artikel verscheen ook in de serie Bijbelse geografie en archeologie in Israël Aktueel.
search previous next tag category expand menu location phone mail time cart zoom edit close