Palestijnen in de Gazastrook demonstreren al wekenlang voor het recht op terugkeer. Zal er ooit een oplossing gevonden worden?
Het „recht op terugkeer” houdt in dat Palestijnen die in de Onafhankelijkheidsoorlog van 1948 en in de Zesdaagse Oorlog van 1967 huizen en land zijn kwijtgeraakt, het recht hebben terug te keren. Dat recht geldt niet alleen voor hen, maar ook voor de nakomelingen. Zij die geen gebruik wensen te maken van dit recht, moeten compensatie ontvangen.
Israël verwerpt het recht van terugkeer. Uitvoering ervan zou namelijk betekenen dat het voortbestaan van Israël als Joodse staat gevaar loopt.
Israël heeft een eigen wet op terugkeer. Deze bepaalt dat Joden en hun naaste familieleden het recht hebben te immigreren. Palestijnse vluchtelingen moeten volgens Israël worden opgenomen in de landen waar ze zich bevinden. Tot nu toe heeft echter alleen Jordanië hier ernst mee gemaakt.
Israël zegt ook dat het de 800.000 tot 1 miljoen Joden heeft opgenomen die de Arabische landen hebben verlaten. Dat gebeurde tussen 1948 en het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw. Deze Joden zijn echter niet in alle gevallen weggedreven. Soms wilden ze zelf ook graag naar Israël verhuizen.
Documenten
Voorstanders van het recht baseren zich op verschillende documenten. Daaronder vallen de resoluties 194 van 11 december 1948 en 3236 van 22 november 1974 van de Algemene Vergadering van de VN. Resolutie 194 zegt dat „vluchtelingen die naar huizen wensen terug te keren en in vrede met hun buren willen leven, moet worden toegestaan dat te doen op de vroegst praktische datum.”
Zij die niet willen terugkeren, moeten compensatie ontvangen van de regeringen of autoriteiten die verantwoordelijk zijn. Resolutie 3236 spreekt van „het onvervreemdbare recht van de Palestijnen terug te keren naar hun huizen en eigendom van waar ze zijn verplaatst en ontworteld.”
Ook halen voorstanders de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens aan uit december 1948, waarin staat dat iedereen „het recht heeft elk land te verlaten, inclusief zijn eigen land, en om terug te keren naar zijn eigen land.” Resolutie 242 van de Veiligheidsraad van 22 november 1967 is echter minder rigoureus. Deze spreekt van een „juiste oplossing” van het vluchtelingenprobleem.
Regeling
Als er ooit een vredesakkoord komt tussen Israël en de Palestijnen, dan zal dit ook een regeling voor de Palestijnse vluchtelingen bevatten. Maar het is onwaarschijnlijk dat een van beide partijen helemaal zijn zin krijgt. Tussen het volledig inwilligen van het recht op terugkeer en het volledig ontzeggen van dit recht in, bestaan verschillende andere mogelijkheden.
Zo bestaat er een belangrijk verschil tussen het recht op terugkeer naar het land van herkomst en naar de plaats van herkomst. Als Israëliërs en Palestijnen het eens worden over de oprichting van een Palestijnse staat naast Israël, dan kan Israël ermee akkoord gaan dat de Palestijnen het recht krijgen in terug te keren naar de Palestijnse staat op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook.
Mogelijk ook zou een beperkt aantal Palestijnen terug kunnen keren naar Israël in het kader van familiehereniging.
Zo schreef Bill Clinton in zijn „parameters” voor een vredesoplossing dat beide zijden het recht erkennen dat de vluchtelingen terugkeren naar hun thuisland, als ze niet voor een derde land kiezen. Dat kan volgens hem de Palestijnse staat zijn of Israël. Maar daarbij tekent hij wel aan dat Israël kan aangeven slechts „enkele vluchtelingen” te absorberen in overeenstemming met eigen „soevereine beslissing.”
Waarschijnlijker echter is dat er geen vredesoplossing komt en dat het Palestijnse vluchtelingenprobleem nog tientallen jaren bestaat.
Beeld: United Nations Relief for Palestine Refugees (UNRPR). Palestijnse vluchtelingen zetten tenten op in de duinen van Khan Yunis in de Gazastrook. 1948-1948