Waarom ging Paulus naar het Westen en niet naar het oosten? Professor Doron Mendels gelooft dat hij een antwoord gevonden heeft op deze vraag. Volgens hem heeft het te maken met het feit dat de Joden in de westerse diaspora een andere cultuur hadden en daarom meer open stonden voor zijn boodschap. Mendels schrijft over de oosterse en westerse diaspora in het januari-februari nummer van Biblical Archaeology Review. *
In de tijd van Jezus en Paulus woonden Joden over de hele wereld die ze destijds kenden. De westerse diaspora strekte zich uit over de landen met een Grieks-Romeinse beschaving, die aan de noordkant van de Middellandse Zee lagen. De oosterse diaspora omvatte het gebied waar nu Jordanië, Syrië en Irak liggen. Jeruzalem en het Land Israël dienden als een samenbindend centrum.
Toen de Romeinen in 70 N.Chr. de tempel verwoestten, viel de samenbindende factor weg. De diaspora in het oosten ontwikkelde zich anders dan die in het Westen.
Grens
Joden in de westerse diaspora schreven en spraken Grieks en Latijn. In het oosten overheerste het Hebreeuws en Aramees. Het Land Israël fungeerde als grens tussen beide diaspora’s. In gemeenschappen als Sepphoris (ook wel Zippori genoemd) schreven en spraken Joden alleen Grieks. In andere gemeenschappen, zoals het nabijgelegen Nazareth, spraken ze Aramees en kenden ze Hebreeuws. “Jezus sprak Aramees en kende waarschijnlijk ook Hebreeuws, en een beetje Grieks”, schrijft de wetenschapper. Hierin wijkt zijn opvatting dus iets af van die van de Jeruzalem School voor Synoptisch onderzoek.

De Bijbel (Tenach) was het boek dat de hele Joodse gemeenschap las. Joden in de oosterse diaspora gebruikten het Hebreeuwse origineel en de Aramese vertalingen (de targumim). De Joden in het Westen kenden geen Hebreeuws. Ze lazen daarom uit de Septuaginta (de Griekse vertaling van de Tenach).
Mondelinge overlevering
Een ander belangrijk verschil onder de Joden in beide diaspora’s betrof de kennis van mondelinge overlevering. Tot voor kort gingen wetenschappers er van uit dat de rabbijnen in het centrum (het Land Israël) contact onderhielden met de hele Joodse diaspora. Tegenwoordig denken ze dat de rabbijnen bijna uitsluitend contact hadden met de Joden in oosterse diaspora.
Dit had belangrijke gevolgen voor de bekendheid met de rabbijnse traditie. Al een paar honderd jaar voor de verwoesting van de tempel begon in het land Israël namelijk een nieuwe Joodse literatuur te ontstaan. Deze ontwikkelde zich later tot de mondelinge overlevering, de Misjna, en daarna de Jeruzalemse talmoed en de Babylonische talmoed. De Babylonische gemeenschap raakte betrokken bij de ontwikkeling. Maar de Joden in de westerse diaspora waren er nauwelijks mee bekend. (Uiteraard zou dat in latere eeuwen veranderen).
Gamaliel de Eerste
De professor gelooft dat Paulus nooit overwoog naar het oosten te gaan. Toch had hij de bagage om dat te doen. Hij was immers student geweest van de rabbijn Gamaliel de Eerste. “Paulus realiseerde de moeilijkheid van zo’n onderneming. De enige bevolking die mogelijk openstond voor zijn onderwijzing waren de Joden in de Griekssprekende diaspora, die niet de mondelinge overlevering hadden. Paulus en de apostelen en later de kerkvaders onderwezen allemaal in het Westen.”
Ik heb het leerzame en interessante artikel van Mendels met veel plezier gelezen. Maar ik denk dat er een andere overweging van Paulus een doorslaggevende rol heeft gespeeld bij zijn routekeuze: de leiding van de Heilige Geest.
* * *
* Doron Mendels (Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem) en Arye Edrei (Tel Aviv Universiteit) hebben een boek geschreven over dit onderwerp getiteld Zweierlei Diaspora: Zur Spaltung Der Antiken Judischen Welt, uitgegeven door Vandehoeck & Ruprecht in Göttingen.
Foto boven: Overblijfselen van de door koning Herodes aangelegde haven van Caesarea, waar Paulus de boot nam.