Wegen en paden

In de tijd van de Bijbel liep door het land Israël een stelsel van wegen en paden. De wegen waren belangrijk in die tijd voor handel en pelgrimage – en voor het verplaatsen van legers. Ze hadden ook een figuurlijke betekenis: profeten en koningen riepen het volk op in de wegen van de Heer te wandelen.

Voor het land Israël waren in de tijd van het Oude Testament twee internationale hoofdwegen van belang: de Via Maris en de koninklijke hoofdweg. De koninklijke hoofdweg (Numeri 20:17; 21:22) liep ten oosten van de Dode Zee en de Jordaan. De weg was van groot belang voor nomaden. De Via Maris (’de weg langs de zee’) liep via Gaza en de kustvlakte. Aan deze weg lagen de belangrijkste steden.

Bij de Vlakte van Jizreël loopt de weg naar het noordoosten. Bij Megiddo vertakt deze zich in een weg die via Akko en Tyrus langs de kust loopt en een die via Hazor naar het oosten leidt. De Via Maris verbond Egypte met Damascus en Mesopotamië. Vele karavanen moeten er over getrokken zijn. Als buitenlandse legers het land binnentrokken, probeerden ze altijd eerst de Via Maris in hun macht te krijgen.

Andere wegen

Van deze twee internationale hoofdwegen splitsten zich andere wegen af. Deze verbonden de regionale centra met elkaar. Soms liepen ze van het westen naar het oosten en vormden ze dus een schakel tussen de Via Maris en de koninklijke hoofdweg. Op de knooppunten lagen belangrijke steden als Hazor, Megiddo, Aphek en Beersjeva.

05391 Cardo Aphek
Wielen van wagens slepen sporen uit in de cardo in Aphek.

De routes bleven eeuwenlang hetzelfde. Het landschap met zijn rotsen en bergen bood namelijk nauwelijks mogelijkheden ervan af te wijken. De wegen werden aangelegd – of verbeterd – door stenen te verwijderen en het landschap vlak te maken (Jes. 62:10).

Behalve de internationale hoofdwegen en de wegen tussen de regionale centra waren er onverharde paden. Menashe Har-El schrijft in zijn boek over landschap, natuur en mensen in de Bijbel dat in het Hebreeuws zeven verschillende woorden worden gebruikt voor wegen en paden.

Geplaveid

Een derech (weg) is geplaveid, een nativ (pad) niet. De nativ was nauwer dan een weg en lag in een afgelegen gebied. Het woord komt ondermeer voor in Job 28:7, dat gaat over ’het onbekende pad’. Geen wonder dat er zeker ’s nachts een licht bij nodig was (Psalm 119:105).

Een ander woord voor pad is shvil. De eerste paden in de bergen ontstonden toen wilde dieren op weg naar bronnen routes uitslepen door het gras en de struiken te vertrappen. Het woord komt voor in Jeremia 18:15, waar de Statenvertaling het treffend vertaalt met „oude paden”.

02914 route door Besor Vallei
Routes bleven eeuwenlang hetzelfde. Een pad door het Besordal in de Negev.

Har-El schrijft dat derech en orach wegen zijn die zich bevonden in de buurt van belangrijke routes. Beide woorden komen in het Hebreeuws achtereenvolgens voor in Jesaja 2:3. Andere woorden zijn nog ma’agal (pad), mishol (pad) en mesilah (hoofdweg).

Cardo’s 

Van de wegen uit de oudheid is weinig meer te zien. De wegen die het beste bewaard zijn gebleven dateren uit de tijd van de Romeinen en Byzantijnen. Met name de cardo’s (de hoofdwegen in de steden) zijn goed bewaard gebleven. Zo heeft een archeologisch team van de Israëlische Oudheidkundige Dienst vorig jaar in de buurt van de Westelijke Muur (Klaagmuur) een stuk van de noordelijke cardo van Jeruzalem opgegraven.

Wie lopend of met een mountainbike door het land wil trekken kan de Shvil Yisra’el volgen. Deze onverharde weg loopt van Opper-Galilea naar Eilat. Langs de trekkersroute zijn gasthuizen waar de reizigers kunnen logeren. (Zie: www.israelnationaltrail.com en www.israeltrail.net).

Bijbehorende bijbeltekst:

„Hij zal ons onderrichten, ons de weg wijzen, en wij zullen zijn paden bewandelen.” (Micha 4:2, NBV)

Foto boven: Oude Romeinse weg door de Judese woestijn in de buurt van Wadi Qelt. Foto’s © Alfred Muller

Dit artikel verscheen ook in Israel Aktueel.

search previous next tag category expand menu location phone mail time cart zoom edit close