De ene na de andere touringcar zoeft de Berg van de Zaligsprekingen op. Al eeuwenlang is deze plek in trek bij bezoekers aan het land van de Bijbel. Geen wonder.
Wat trekt hen? Door de relatief weinige bebouwing rondom het Meer van Galilea, kunnen de bezoekers zich hier het Bijbelse landschap vrij gemakkelijk voorstellen. Tegenwoordig zijn de velden weliswaar in cultuur gebracht door kibboetsiem, maar het meer ligt er vrijwel net zo bij als vroeger. Ook de blauwe kleur van het water waarop vissersbootjes drijven en de glooiingen van het landschap zijn niet veranderd. Paden doorkruisen de velden. Deze bieden bezoekers gelegenheid af te dalen door een groen of in de zomer geel landschap naar het 150 meter lager gelegen Meer van Galilea.
Dit is het landschap waarin Jezus en de apostelen verkeerden. In hun tijd vestigden religieuze Joden zich namelijk rond de noordzijde van het meer. Archeologische opgravingen in plaatsen in de buurt als Kapernaüm, Chorazin, Bethsaïda, Tabgha en Magdala hebben dat bevestigd.
Warm water
Het plaatsje aan de voet van de berg heet Tabgha. Dat woord is afgeleid van het Griekse ‘Heptapegon’, dat ‘zeven bronnen’ betekent. Ze leveren warm water en de vissen vermenigvuldigen zich daar snel. In de dorpjes aan de noordzijde van het meer woonden vissers.
In Bethsaïda (‘het huis van de visser’) bijvoorbeeld vond archeoloog Rami Arav vissershuizen. De manier waarop de huizen waren gebouwd bevestigen volgens hem dat Jezus moet worden geplaatst in ‘een omgeving van eenvoudige en zeer nederige mensen’. Toen lag Bethsaïda nog aan het meer. Tegenwoordig ligt het ten noorden daarvan, omdat de Jordaan slib heeft aangevoerd.
De christelijke traditie heeft de noordzijde van het meer al snel verbonden aan belangrijke Bijbelse gebeurtenissen. De Spaanse pelgrim Egeria, die in de jaren 383 tot 395 door het land van de Bijbel trok, schreef dat Jezus bij de zeven bronnen van Tabgha het wonder van de broodvermenigvuldiging verrichtte. Op de heuvel iets hoger is een spelonk waar volgens haar Jezus de Zaligsprekingen uitsprak.
Deze traditie is volgens de vroegere archeoloog Bargil Pixner mogelijk afkomstig van de eerste Joodse gelovigen in Jezus. De rotsachtigheid van de berg duidt er volgens Pixner op dat de plek niet voor landbouw werd gebruikt in de tijd van Jezus.
Het dorp van Nahum
In de buurt ligt ook Kfar Nahum, het dorp van Nahum, in het Nederlands beter bekend als Kapernaüm of Kafarnaüm, waar archeologen een oude kerk hebben gevonden, die mogelijk gebouwd was op de plaats waar Petrus woonde.
Het leven van de Joden hier moet vrij rustig geweest zijn. Ze hadden kans de Thora te bestuderen in de synagogen. Dit gebied stond niet onder directe controle van de Romeinen, zoals Juda en Jeruzalem, verder naar het zuiden. Een van de vier zonen van Herodes de Grote, genaamd Herodes Antipas, heerste hier. Hij regeerde in Galilea en Perea (in het Overjordaanse) van 4 v.Chr. tot 39 n.Chr.
Herodes Antipas wenste evenals zijn vader grote bouwwerken achter te laten. Hij stichtte in 20 n.Chr. Tiberias. Hij noemde de stad naar de Romeinse keizer Tiberius en hij maakte er de hoofdstad van Galilea van. De stad had een theater, een sportstadion en luxe baden. Religieuze Joden bleven echter uit de buurt omdat de stad op een begraafplaats lag. De viervorst dwong vervolgens vroegere slaven, armen en soldaten om er zich te vestigen. Jezus is waarschijnlijk nooit in de stad geweest. Vandaag is Tiberias een grote stad, die zich uitstrekt over hellingen aan de westzijde van de binnenzee.
‘Lelies op het veld’
De Arabieren noemden de berg ‘Gods oog’. Dat is begrijpelijk. Aan het einde van de winter en het begin van de lente is de berg bedekt met tienduizenden gele, rode en blauwe bloemen. Mogelijk zijn het deze bloemen geweest waarop Jezus doelde toen Hij sprak over de ‘lelies op het veld’. Ook zien we hier vogels in de lucht, die niet zaaien en niet maaien of verzamelen in schuren. Toch worden ze door hun Hemelse Vader gevoed (vgl. Mattheüs 6:26). Het moet ook in deze streek geweest zijn waar Jezus ’s morgens vroeg, ‘nog diep in de nacht’ een eenzame plaats zocht om te bidden. (Markus 1:35).
Toen Jezus de Bergrede uitsprak was ‘het gerucht over Hem’ al verspreid over heel Syrië. Mensen kwamen uit Galilea, Jeruzalem en Judea en van het gebied ten oosten van de Jordaan. De mensen brachten naar Hem allen die er slecht aan toe waren. (Mattheus 4:24 en 25).
Toeristen en pelgrims komen niet alleen om het landschap, maar ook om de Kerk van de Zaligsprekingen zelf te zien. In 1938 bouwden de Franciscanen deze kerk die de beroemde Italiaanse architect Antonio Barluzzi ontwierp. De acht hoeken van dit bedehuis van franciscaanse zusters symboliseren de acht zaligsprekingen, waarvan er ook een te lezen is op elk van de ramen. Het altaar bevindt zich onder de koepel, die glittert door het gouden mozaïek.
Dit is het eerste deel van een artikel uit NEMagazine, een publicatie van de NEM. Het tweede deel vindt u hier.